De staat van het onderwijs

Op 11 april 2018 publiceerde de Onderwijsinspectie het rapport ‘De staat van het onderwijs’. Dat is niets bijzonders. De Onderwijsinspectie verblijdt ons Nederlanders elk jaar met zo’n rapport. Toch was er ook dit jaar weer ophef. De conclusies stemmen immers niet vrolijk. Er wordt ook gesteld dat de conclusies zijn gebaseerd op internationale onderzoeken in het basis- en voortgezet onderwijs.

Kijk maar mee:

  • De prestaties van leerlingen zijn de afgelopen 20 jaar geleidelijk gedaald
  • Vooral toptalent ontwikkelt zich minder
  • Steeds meer leerlingen van de basisschool blijken de laatste twee jaar onvoldoende goed te kunnen lezen
  • De kansen voor leerlingen en studenten zijn sterk afhankelijk van het opleidingsniveau van ouders en grote schoolverschillen
  • Segregatie langs opleidingsniveau en inkomen in het onderwijs neemt verder toe

Wat dan gelukkig wel goed gaat: wel zijn Nederlandse leerlingen gemiddeld goed opgeleid en ze vinden snel een baan. Dit is vooral ook een verdienste van het beroepsonderwijs.

Ondanks alle droefenis stelt het rapport dat (op dit moment) de jeugdwerkloosheid laag is en dat jongeren snel een baan vinden. Persoonlijk vind ik dat een conclusie die niet past bij de sombere conclusies, maar goed…

Een citaat uit het rapport: ‘De manier waarop het onderwijs en de overheden (lokaal en landelijk) gezamenlijk werken aan kwaliteitsverbetering werkt onvoldoende om deze trends te keren. Autonomie wordt door scholen onvoldoende benut en ingevuld. Te open overheidssturing leidt regelmatig tot vrijblijvendheid.’ 

Zo, de toon is gezet. Het is niet slechts een onderzoek naar de staat van, er is ook een conclusie. Als je die kort samenvat staat er eigenlijk: ‘het veld doet zijn werk niet’.
En daarmee is dan gezegd dat inspectie geen blaam treft; zij is slechts de brenger van de nare tijding.

Nu denk ik dat we dit rapport niet kunnen laten passeren. Als ‘onze leerlingen’ er in resultaat op achteruit gaan moet de onderste steen boven water komen. Als ‘onze leerkrachten’ niet hun stinkende best doen om niet alleen maar voldoende resultaat te leveren, maar topresultaat, dan moet er ingegrepen worden. Maar: is het wel juist dat de inspectie de bal bij het veld legt? En: als we het over trends hebben, moeten we dan niet eens allemaal op een rijtje zien te krijgen?

Ik ga het rapport nog eens uitgebreid doorspitten: op onderwijsresultaten per vak in het PO, op trends die zich de laatste twintig jaar hebben voorgedaan en hun eventuele effect op onderwijsresultaten, op onderzoek dat is gedaan naar deze trends; ik ga een poging doen onderwijsvernieuwingen in relatie te zetten met onderwijsresultaten; ik ga deze vragen ook voorleggen bij collega’s in het VO.
Ik ga ook niet om de vraag heen of de Onderwijsinspectie ook zelf een rol heeft gespeeld in deze neerwaartse resultatentrend. Daarover heb ik (bij het snel doorkijken van het rapport) zo gauw niets kunnen vinden, en dat verbaast ook.

Meedenken wordt op prijs gesteld. Mocht je een item hebben dat beslist genoemd moet worden, dan stel ik je bericht op prijs (waarbij je natuurlijk wel argumenteert en met cijfers ondersteunt).

In  mijn volgend bericht zal ik het hebben over trends, die volgens mij een resultaat spelen in de dalende resultaten (mocht daar al sprake van zijn). Verder ondersteun ik graag de vragen van anderen die bij de Onderwijsinspectie hebben gevraag naar een betere onderbouwing van de conclusies in het rapport: welke cijfers, welk internationaal onderzoek, hoe te vergelijken met Nederlandse cijfers, is er in het buitenland sprake van stijging of in Nederland sprake van daling, etc.). Want zo’n rapport moet immers deugdelijke resultaten bevatten…..

Dit bericht is geplaatst in Onderwijs, Politiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *