Op 10 april publiceerde de Onderwijsinspectie het rapport ‘De staat van het onderwijs 2019’, met daarin haar conclusies over het onderwijs in het schooljaar 2017-2018. Dit rapport kun je nalezen op (RAPPORT).
Laat ik beginnen met een samenvattende gedeelte, gevonden op de betreffende website (Inspectie):
Het Nederlandse onderwijs is gemiddeld nog op niveau. Maar de ontwikkelingen waar de Inspectie van het Onderwijs in de voorgaande jaren al aandacht voor vroeg – zoals teruglopende leerlingprestaties, ongelijke kansen en segregatie – dreigen zich mede onder druk van een ongelijk verdeeld lerarentekort te verdiepen. Om alle leerlingen en studenten een stevige basis mee te geven en te zorgen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, zal de onderwijssector nu focus moeten aanbrengen en heldere keuzes moeten maken over gezamenlijke doelen en ijkpunten. Daarnaast moet het onderwijs beter evalueren wat de effecten zijn van de vele experimenten. Dat concludeert de Inspectie van het Onderwijs in De Staat van het Onderwijs 2019.
Het is duidelijk; er is een zorgelijke situatie, die aandacht behoeft (dat is trouwens niet nieuw, dat gaf de versie van 2018 ook al aan). De inspectie geeft aan dat het tijd wordt voor focus op gezamenlijke doelen en ijkpunten, met name gericht op de arbeidsmarkt. Verder is het tijd voor het evalueren van de effecten van ‘vele experimenten’ (aldus het voorwoord).
Nieuwsgierig als ik ben lees ik daarom door in hoofdstuk 1.1. Nu wordt het toch wel enigszins raadselachtig, want daar valt te lezen:
– aansluiting op arbeidsmarkt voor Nederlandse jongeren is goed
– weinig kennis socialisatie en burgerschap
– meer diploma’s op hoger niveau
– gebrek aan consensus over ijkpunten vernieuwend curriculum
In hoofdstuk 1.2.1 lezen we dat er veel variatie in aanbod is, meer profilering in onderwijsaanbod, en dat de OESO het innovatief vermogen van Nederlands onderwijs hoog noemt.Al met al staan daar dus nogal wat zaken genoemd die juist positief zijn over het onderwijs in Nederland.
Typisch. Daar waar scholen zich dus langzamerhand ontworstelen aan de eenheidsworst (gebaseerd op inspectietoezicht en CITO-dwang) en werken aan een breder aanbod, gericht op aansluiting op de arbeidsmarkt, wil de inspectie naar ‘ijkpunten’. Is dat niet vooral eigen belang van de onderwijsinspectie? Immers: de werksamenleving, verandert in hoog tempo en daarin passend onderwijs zal steeds minder meetbaar zijn (in onderlinge vergelijking)….
Eén zorg deel ik met de inspectie: minder kennis van socialisatie en burgerschap. Laat de inspectie (overheid) zich dat nu vooral zelf aan kunnen rekenen. Immers: er is in het toezicht jarenlang extreem nadruk gelegd op reken-, taal- en leesvaardigheden. Je kunt leraren/scholen niet kwalijk nemen dat zij daar dus meer aandacht voor hebben gegenereerd (geheel tegen eigen taakbesef in, want het is de leraar zelf die zich terdege bewust is van de betekenis van onderwijs, namelijk: begeleiding op weg naar volwassenheid; dat is meer dan slechts het aanleren van technische vaardigheden).
In het volgende deel gaan we nog eens na wat de commissie Dijsselbloem constateerde, en hoe vervolgens onderwijsbeleid is gewijzigd…. of niet.