Beetje flauw: ik heb een neef die op deze dag jarig is. Ja, en daar ben je mee gezegend. Voortdurend vergeleken worden met het gedierte des Velds, dat is niet leuk. Bovendien irriteert het mijn WiFi. Ja, ja, die leeft nog steeds, al is ze inmiddels wel wat ouder geworden (ik schrijf dit bericht in januari 2022, en het Siameesje van toen is inmiddels negen jaar. Daarover later weer meer.
1 oktober 2020: mij is de eerzame taak toegewezen de ingeleende meubelen van mijn schoonmoeder weer beschikbaar te stellen aan de uitlener, die de spullen komt halen: een bed, een rolstoel, een po-stoel. Ik sta dus om een uur of half elf paraat in de woning van schoonmoeder. Toevallig tref ik aldaar ook een wat oudere meneer (even voor alle duidelijkheid: pas later besefte ik: leeftijdgenoot, maar ja, ik voel me nog te vaak een jonkie). In elk geval: de meneer is bezig het oude bed van schoonmoeder te verhuizen naar zijn kar. Hij is er alvast blij mee, al sjouwt ie zich een breuk aan het gemotoriseerde elektrisch matras.
Ondertussen help ik de chauffeur van het ‘medisch’ bedrijf aan de spullen die hij komt halen.
Laat ik me nu even schamen… die ‘oude meneer’ blijkt de echtgenoot te zijn van de zus van mijn echtgenote. Oei, oei: da’s geen beste beurt. Ik ken de beste man niet eens (familietoestanden). Als ik een poosje later op straat nog een mondelinge aanvaring met schoonzus heb is mijn dag weer gevuld… Zo gaat dat als er alvast aan erven wordt gedacht…
Crash op 5 oktober
De werkdag zat er op. Lekker naar huis, eten, en dan een flinke wandeling. Het is tegen de schemering als ik op pad ga. De lucht vertelt: het kan gaan regenen, dus huppekee! Als ik bovenop het viaduct over het kanaal even rond kijk is de lucht al aardig donker (van de opkomende regen en de langzaam invallende duisternis).
Nu zou ik natuurlijk over de neervallende regen moeten vertellen, over de totale benatting, over de koude rillingen en zo. Toch doe ik dat niet. Ik weet er namelijk niks meer van.
Nadat ik doorliep, het viaduct weer af om mijn dagelijkse wandeling te vervolgen, ben ik aangereden, van achteren. Een automobilist, die me niet gezien heeft. Mijn wandeling eindigt op het wegdek, in de neervallende regen. Daar lig ik. De chauffeur is zich beroerd geschrokken, maar gelukkig voldoende bij de les om mij te beschermen met zijn auto, en direct met 112 te bellen. De schade is groot, zelfs een traumahelikopter is onderweg. Maar: ik ga per ambulance naar het plaatselijk ziekenhuis. Want: ik ben aanspreekbaar, en een hoofdwond heeft aandacht nodig.
Zo moet het ongeveer gegaan zijn. Ik weet van niks: geen crash, geen regen, geen ambulance en al helemaal geen ziekenhuis. Zelfs de kat heeft niet mijn aandacht.
Vervolg op 5 oktober
Mijn vrouw krijgt politie op bezoek. Voorzichtig informerend blijkt alras dat ik de man ben die bij het ongeluk vlakbij geraakt is. Haar wordt verteld dat een hoofdwond behandeld wordt. Zij dus naar het ziekenhuis, waar ze bij de eerste hulp rustig wacht (het is immers maar een hoofdwond… Vervelend, had ie maar beter uitgekeken). Maar als het wachten te lang duurt gaat ze toch maar bij de infobalie vragen waarom ze er niet bij mag. Het duurt niet lang voordat ze wordt opgehaald…
Het is paniekerig op de eerste hulp. Algauw blijkt dat er wel wat meer aan de hand is dan een hoofdwond. Ik lig gewikkeld in warme doeken (kleren volledig nat geregend, ondergekotst en daarom verwijderd), geef wel antwoord op vragen maar ben totaal afwezig, zit onder het bloed…
Mijn vrouw schrikt zich het apezuur. Dit klopt totaal niet met wat ze verwachtte te zullen aantreffen. En al wordt ze enigszins gerustgesteld: als er gevraagd wordt of er ook kinderen zijn en dat die dan maar beter kunnen komen… dan besef je de ernst pas echt.
Zoon Sytse is vanmiddag net naar Leiden vertrokken (naar zijn kamer aldaar). Hij wordt gebeld en zit in no-time in de auto met een vriend die hem terug gaat brengen. Zoon Hylke is net thuis van de voetbaltraining als hij gebeld wordt. Bij hem komen angstbeelden boven, immers heeft hij al enkele malen sterfgevallen door ongelukken in zijn vriendenkring meegemaakt. In blinde vaart fietst hij naar het ziekenhuis.
Alwaar inmiddels is besloten mij in grote vaart en met gillende sirenes per ambulance naar de afdeling neurologie in Zwolle te transporteren. Een dubbele schedelbasisfractuur, een in brokken liggende oogkas, een flinke hoofdwond, een arm die blauw is…
Mijn zwager komt naar Hardenberg om met vrouw en zoon te volgen….
Hoe gaat dit aflopen?
Ik weet nog steeds van niets. De dinsdag en woensdag in Zwolle? Ik kan me er totaal niets van herinneren. De neuroloog, de chirurg, de bottenexperts: alles is langs geweest. Meer dan eens in een tunnel voor de röntgenfoto’s, pijnstillers en infusen, aardige verpleegsters: allemaal niet op de harde schijf opgeslagen.
Op donderdag lijk ik voldoende uit het oog van de naald te zijn om terug te kunnen naar Hardenberg. Ditmaal in rustig tempo, per ambulance. Ik weet het niet, ben me niet bewust dat ik in het nieuwe Hardenbergs ziekenhuis terecht kom. Pas op zondag 11 oktober gaat het geheugen weer enigszins op gang komen.
Op die dag begint de eerste ontdekkingstocht in het nieuwe ziekenhuis. Het is rustig op de verpleegafdeling, als ik ontsnap uit bed en kamer. Onopgemerkt verlaat ik de afdeling, en ontdek een trap naar twee verdiepingen lager. De eerste stap op die trap is bijna noodlottig: het linkerbeen functioneert niet goed. Net op tijd grijp ik me vast en strompel dan de trap af. Beneden is de ontvangstruimte leeg, op een baliemedewerker na die me direct vraagt waar mijn mondkapje is: ??? Daarom maar gauw terug, dit keer met de lift.
Als ik de afdeling weer op kreupel staat daar de zuster die toezicht moet houden. Waar ik vandaan kwam… Hoe ik het in mijn hoofd haalde… of ik maar als de wiedeweerga naar mijn kamer wilde vertrekken… En dat ik maar niet nog eens in mijn hoofd zou halen ‘op reis’ te gaan…
Maar wat wil je… als je zelf nog steeds je kwetsuren niet weet en onthoudt…. Soms komt dementie wel goed uit…